5 Taalschat
5.1 Woorden
uit de media
Opdracht 19
1 brochure
etnische
2 het vijf voor twaalf
is
sociaaldemocratische
3 bagatelliseren
preventief
4 compensatie
5 florerend
innovatief
branche
6 Mondialisering
instabiliteit
7 rendement
8 commotie
figureert
9 globale
reductie
10 entourage
5.2 Spreekwoorden en
uitdrukkingen met woorden rond het verkeer
Opdracht 20
1 Wat heb ik nou aan
mijn fiets hangen?
2 op een rijdende
trein springen
3 een straatje om
lopen
4 het vijfde wiel aan
de wagen zijn
5 op een tweesprong
staan
6 dat is te kort door
de bocht
7 aan de weg timmeren
8 De
weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.
9 over de brug komen
10 zich voor iemands
karretje laten spannen
11 platgetreden paden
bewandelen.
12 dat is van de baan
13 Het is de Rolls Royce
onder de campermerken.
14 zo oud als de weg naar
Rome
15 op (een) dood spoor
zitten
16 een spaak in het wiel
steken
17 op iedere straathoek
18 stuurloos zijn
19 Het paard achter de
wagen spannen.
20 iemand in de wielen
rijden
21 Het houdt je van de
straat.
Opdracht 21
1 wat is dít nu?
(uitroep van verbazing)
2 meedoen aan iets dat
al begonnen is (dit biedt een aantal voordelen)
3 een eindje gaan
wandelen (om iemand te ontlopen)
4 te veel zijn,
hinderlijk zijn
5 voor een beslissende
keuze staan
6 dat is voorbarig,
dat is een te snelle, ongegronde conclusie
7 op een opvallende
manier succes hebben
8 talloze goede
voornemens worden nooit uitgevoerd
9 iemand tegemoet
komen in wat hij wil of eist (vaak een geldbedrag)
10 zich door iemand laten
gebruiken
11 dingen doen die vele
anderen al eerder hebben gedaan, weinig avontuurlijk zijn
12 dat gaat niet door,
daar zijn we af
13 een kwaliteitsproduct,
iets waar de bezitter trots op kan zijn
14 zeer oud
15 geen richting kunnen
geven aan zijn bestaan
16 tegenwerken, ervoor
zorgen dat iets niet doorgaat
17 op (te) veel plaatsen
18 vastlopen, iets doen
dat niet tot resultaten leidt
19 het
verkeerd aanpakken; te laat met een oplossing komen
20 iemand tegenwerken,
dwarsbomen
21 het zorgt ervoor dat
je bezig bent (spottend: je moet toch íéts doen)